Vanmorgen om half 6 de stoute schoenen maar aangetrokken en een stuk hardgelopen in het donker. Gisteren vroegen mij meerdere mensen, waarom doe je niet mee met de snertloop? De antwoord was even simpel als doeltreffend: Ik zit in de organisatie en daarom ben ik uitgesloten van deelname. De waarheid was iets anders en daar gingen mijn gedachten onder het hardlopen naar uit; vroeger was ik een iets betere loper dan heden. Het zal toch bijzonder zijn dat als ik gisteren meegedaan had aan de snertloop, en vooruit dan ook maar direct de 10 kilometer, en dat na 1 uur en 30 minuten eindelijk aankomend aan de finish, niet Esther, mijn kinderen of mijn moeder, mij hadden opgewacht aan de finish, maar Lenie ’t Hart. En dat ze zei: vooruit we doen natuurlijk in zeehonden, maar deze walrus kan er ook nog wel bij. Dan maar niet.
Nee, ik heb betere tijden gekend. In één van de eerste snertlopen (meer dan 30 jaar terug) zouden “mien breur” Luuk, Jan Wassens en ik meedoen aan de 5 kilometer. Ome jan Wassens zei tegen ons dat we moesten oefenen en dan zou hij daarna zorgen voor pannenkoeken met spek.. Dus wij die zaterdagmorgen de bos in, 5 kilometer hard gelopen en ja hoor dikke pannenkoeken met spek ingesmeerd doemdik met spekvet lagen voor ons klaar. Nadat we de man 6 pannenkoeken hadden opgegeten, kregen we nog een bord rijstepap na, met 3 cm dik bruine suiker erop. We waren klaar voor de wedstrijd . ’s Middags liepen we de snertloop en de tactiek van ome Jan had geholpen we werden respectievelijk 1, 2 en 3.
Later wist ik nog een keer de 10 km te winnen. In 1990 zaten we een keer met vrienden bij mekaar en kregen we het over de snertloop. Andre Stille zei toen, ik loop de 10 km niet, want ik loop toch niet onder de 45 minuten. Och zei ik, dat loop ik nog op klompen. En de weddenschap was geboren. Ik één keer oefenen en na 100 meter wist ik het al, mijn eigen afgesleten klompen, met een ijzerdraad erom heen werden het niet. Nee, zei mijn va, dat moeten wilgen klompen worden met grijze sokken van Klaas Mop. Die dag lag er sneeuw en het was koud, jan en alleman klaagde erover, maar van koude voeten had ik geen last. De startschot klonk en daar daverde ik met mijn klompen over straat heen. Het leek wel of de kudde stieren van Nico Bouwkamp waren uitgebroken. Spekglad was het, maar wonderwel glisterde ik er vrij makkelijk over heen. Na 300 meter dacht ik al waar ben ik toch aan begonnen, maar met 9700 meter nog te gaan had ik toch maar mooi de finish al weer in zicht (de start lag achter mij). Zwaar was het niet, nee het was kloten. Toch haalde ik de finish in 38 miuten en 47 seconden en ik werd als totaal derde. Iemand vroeg aan mij, “ben je nog de man met de hamer tegen gekomen”? Ja zei ik, ik heb hem gegroet en ik ben doorgelopen. Het was vlak na kerst, dus het kon maar zo Spieker Jozef zijn geweest die mij het vroeg. ’s Avonds gingen we stappen en het leek wel of iedereen die avond op mijn tenen stond. De weddenschap had ik gewonnen en als beloning kreeg ik half jaar later een hernia.
In die tijd werden we ook met het eerste kampioen. Dat was in 1992, we werden kampioen in Marknesse, waarna we de kampioenschap vierden in discotheek Tropical in Ommen. Ik meende om 2 uur ’s nachts op blote voeten op de N48 richting huis te lopen. Nu was op blote voeten lopen niet zo bijzonder en dat ik op N48 liep niet zo bijzonder, maar wel dat ik richting Raalte liep. Ik heb wel heel vaak teruggedacht, wat mij wel niet had kunnen overkomen. Moet je, je voorstellen midden in de nacht, in het donker lopende op blote voeten op de N48. Oh ik moet er niet aan denken , wat er wel niet had kunnen gebeuren , d’r had wel glas op de straat kunnen liggen.
Door de hernia was ik jaren uitgeschakeld voor het lopen. Langzamerhand begon ik er weer wat mee en eindelijk in 2008 was ik weer fit genoeg om mee te doen aan de Cascaderun in Hoogeveen. Dat ik daarvoor fit genoeg was, werd mij twee maanden daarvoor duidelijk. In februari moesten we tegen DZOH (De Rietlanden, Emmen) voetballen, ik was leider van het eerste, en we konden die dag de periode halen, als we wonnen. Ik zei tegen de jongens , als jullie winnen loop ik hard naar huis ( het was per slot van rekening maar 38,5 km). Nog nooit heb ik die jongens zo goed zien voetballen, binnen een mum van tijd stond het 4-0. De altijd zo stille Jan Spijkerman, ging zelfs volledig uit zijn dak.
Dus de terugtocht kon beginnen. Windkracht 7, veel regen en amper wetend waar ik langs moest , liep ik op weg naar huis met in mijn jas 1 flesje water en een appeltje voor de dorst. Vier uur heb ik over die kruistocht gedaan, vier lange, bittere uren in volle eenzaamheid over stille wegen, wetende dat de jongens in de kantine hun periode zaten te vieren. In Elim stond Esther gelukkig nog met wat brood klaar en wat drinken. Om kwart over acht kwam ik strompelend aan bij de kantine, een oorverdovend applaus was mijn deel. Oorverdovend, nee natuurlijk niet de kantine moest om 19.00 uur dicht en de jongens waren afgezakt naar de sporthal. En zo stond ik helemaal alleen voor een dichte deur. Wandelend, en met tranen in mijn ogen , vanwege zoveel vriendschap, ben ik naar huis gegaan. En daar zag ik de loeders zitten in de sporthal, ik ben naar binnen gegaan en ik kreeg van hun twee glazen bier (“schrief maar op, zei Bouwkamp, Koop hef de portemonnee niet mit”). Wat smaakten ze lekker, alleen het bier kroop mij sneller naar de voeten dan dat ik de schoenen uit kon krijgen, en daar viel ik in een volle kantine met schoen en al om.
Drie dagen heb ik geslapen en toen ben ik weer opgestaan.
Deze gedachtes overvielen mij vanmorgen onder het lopen , toen ik terugdacht aan de snertloop van gisteren.
Nee het is niet vanwege de organisatie dat ik niet meedoe, maar de herinneringen van vroeger, maken voor mij het wedstrijdlopen overbodig.